"Twenty-seven degrees, fairly sunny" - lies the Internet. Two (barely visible) clouds are a weak reason for "fairly."
My senses are focused on anything cold and wet. A watermelon straight from the fridge,
the sound of the garden hose, pictures of seawater.
My hands stick to the glasses, the glasses to the nose, I constantly wipe the face with a handkerchief, just like my - God bless his soul - Grandpa Jurek.
Wandering thoughts teleport me to the backyard with an old bathtub (the equivalent of today's inflatable pools) and a ping-pong table obtained somewhere.
I put my bare foot on the hot concrete and in that heat there is the promise of a carefree summer day and maybe even a trip to the beach, if my aunt will take us.
Most of my beautiful childhood memories are connected to summer - they come up every year when the first leaves of sunflowers appear.
Changing my swimsuit (well, okay: regular underpants) into a dry one after I came out of the sea.
"Bambino" ice cream sold by a skinny man with a mustache.
Sandwiches covered in sand (sand-wiches), which I eat lying down.
Seashells.
Sneaky peeing in the water. (Yes, of course, YOU always went to the bathroom, not me).
Blue lips and wrinkled, from swimming and rolling in the water, fingertips.
More and more, I think the beach was my "safe space."
There I could let my constantly watchful feelers rest.
I let them drift with me in the cold, salty water.
Like a big jellyfish with two legs.
________________________________________
"Zevenentwintig graden, tamelijk zonnig" - liegt het internet. Twee (nauwelijks zichtbare) wolken zijn een zwakke reden voor "tamelijk".
Mijn zintuigen zijn gespitst op alles wat koud en nat is. Een watermeloen rechtstreeks uit de koelkast, het geluid van de tuinslang, foto's van zeewater.
Mijn handen plakken aan de bril, de bril aan de neus, ik veeg het gezicht constant af met een zakdoek, net als mijn - God hebben zijn ziel - opa Jurek.
Dwalende gedachten teleporteren me naar de achtertuin met een oude badkuip (het equivalent van de opblaasbare zwembaden van tegenwoordig) en een pingpongtafel die ergens was verkregen.
Ik zet mijn blote voet op het hete beton en in die hitte ziet er de belofte van een zorgeloze zomerdag en misschien zelfs een uitstapje naar het strand, als mijn tante ons mee wil nemen.
De meeste van mijn mooie jeugdherinneringen zijn verbonden met de zomer - elk jaar komen ze naar boven als de eerste blaadjes van de zonnebloemen verschijnen.
Het omkleden van mijn zwembroek (nou ja, oké: gewone onderbroek) in een droge, nadat ik uit de zee kwam.
"Bambino”-ijs verkocht door een magere man met snor.
Broodjes bedekt met zand (sand-wiches), die ik liggend eet.
Zeeschelpen.
Stiekem plassen in het water. (Ja, natuurlijk, JIJ ging altijd naar het toilet, ik niet).
Blauwe lippen en gerimpelde, van zwemmen en rollen in het water, vingertoppen.
Steeds vaker denk ik dat het strand mijn “safe space” was.
Daar kon ik mijn constant waakzame voelsprieten laten rusten.
Ik liet ze met me meedrijven in het koude, zoute water.
Als een grote kwal met twee poten.